- tour
- tour [toer]I 〈m.〉1 omloop ⇒ omwenteling 〈bijv. van een wiel〉 ⇒ omdraaiing, slag 〈van een schroef〉 ⇒ toer 〈van een motor〉2 omtrek ⇒ omvang, rand3 ronde 〈ook sport en spel〉 ⇒ rondreis4 ommetje ⇒ toertje, trip, uitje5 beurt ⇒ slag 〈kaartspel〉6 kunststuk ⇒ kunstgreep, truc, kunstje7 streek ⇒ poets8 wending ⇒ ontwikkeling9 kronkeling ⇒ wending, slinger 〈van weg, rivier〉10 draaibank ⇒ draaimachine♦voorbeelden:1 〈film〉 premier tour de manivelle • eerste opnamentour de valse • walsjequarante-cinq tours • single, vijfenveertig toeren plaattrente-trois tours • drieëndertig toeren plaat, langspeelplaatdonner un tour de clé • even afsluitenfermer la porte à double tour • de deur op het nachtslot doenen un tour de main • in een handomdraai2 tour de cou • bontje; sjaaltour de poitrine • borstomvang, -wijdtetour de taille • taille(omvang)tour de ville • rondweg, randwegtour des yeux • oogrand3 le Tour (de France) • de ronde van Frankrijkfaire un tour d'horizon • een algemeen overzicht gevenle tour du monde • reis om de wereldfaire le tour des invités • met alle gasten een praatje makenfaire faire le tour du propriétaire • 〈iemand〉zijn huis laten zien; 〈gasten〉rondleiden door zijn landgoedfaire le tour de qc. • rondom iets lopen, ergens de ronde doenfaire le tour d'une question • een kwestie van alle kanten bekijkenil a fait le tour des choses • hij weet hoe het in de wereld toegaat5 tour de garde • dienstrooster, wachtpasser son tour • zijn beurt voorbij laten gaan, passen 〈kaartspel〉chacun son tour • ieder op zijn beurt〈figuurlijk〉 à tour de rôle • om beurten, om de beurtc'est à son tour • hij is aan de beurtplus souvent qu'à son tour • vaker dan gepast is, wastour à tour • om beurten, beurtelings6 avoir le tour de main • de vaardigheid hebbentour d'adresse, de passe-passe • handigheid(je), goocheltoertour de force • krachttoer; 〈figuurlijk〉schitterende prestatieavoir plus d'un tour dans son sac • niet voor één gat te vangen zijn7 tour de cochon • smerige streek, rotgeintjetour pendable • gemene streekcela va vous jouer des tours • dat zou wel eens slecht voor u kunnen aflopenjouer un (mauvais) tour à qn. • iemand erin laten lopen8 tour (de phrase) • zinswendingprendre un tour • een wending, keer nemen¶ tour de chant • liedjesprogramma, optreden 〈van zanger(es)〉tour d'esprit • ziens-, denkwijzetour de main • handigheid, vaardigheidtour de reins • spittour de scrutin • verkiezingsrondetour de table • forumdiscussie, brainstormingà tour de bras • met volle kracht, uit alle macht 〈ook figuurlijk〉II 〈v.〉1 toren2 torenflat ⇒ wolkenkrabber3 〈in schaakspel〉toren ⇒ kasteel4 〈figuurlijk; informeel〉boom (van een kerel) ⇒ kolos♦voorbeelden:1 tour de contrôle • verkeerstorenla tour Eiffel • de Eiffeltorentour de guet • uitkijktorentour d'ivoire • ivoren toren————————tour (de phrase)zinswending1. m1) omloop2) omwenteling3) toer4) omtrek5) rondreis6) wandeling7) beurt8) truc9) streek, poets10) wending, ontwikkeling11) kronkeling12) draaibank2. f1) toren2) torenflat3) kasteel
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.